Op 24 december jl. is er een uitspraak van de Hoge Raad verschenen over de rechtvaardigheid van het box 3 stelsel in Nederland. Deze heffing bestond eerder uit een forfaitaire heffing van 1,2% over het vermogen (4% forfaitair rendement tegen 30% heffing). Sinds 2017 wordt geheven over een forfaitair inkomen dat hoger wordt, naarmate het vermogen toeneemt. Gedachte hierachter is dat personen met een groter vermogen, in verhouding ook meer vermogen beleggen in bijvoorbeeld vastgoed of aandelen. Hiermee wordt een groter risico gelopen en – in de regel – ook een hoger rendement behaald dan met spaargeld.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft echter op 24 december 2021 vastgesteld dat deze forfaitaire heffing in strijd is met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens, het recht op ongestoord genot van eigendom. Door dit systeem van heffen wordt het verschil in behandeling onrechtvaardig vergroot tussen degenen die positieve vruchten plukken van hun risicovolle beleggingen, die relatief weinig belasting hierover betalen, en degenen aan wie dat fortuin voorbij is gegaan, maar juist relatief zwaar worden belast over dit vermogen.
Eerder gaf de Hoge Raad de wetgever nog de ruimte om zelf tot rechtsherstel te komen. Maar met het regeerakkoord, waaruit blijkt dat er pas een heffing over daadwerkelijke rendementen wordt ingevoerd per 1 januari 2025, is de Hoge Raad klaar met wachten. Belanghebbende in deze zaak wordt in het gelijk gesteld en de belasting wordt berekend over het daadwerkelijk behaalde rendement.
En nu?
Hoe dit vervolgens uitwerkt voor de bezwaren die meelopen in het massaal bezwaar over deze jaren – en voor aanslagen die niet in de bezwaarprocedure zijn meegegaan – is nog onduidelijk. Het wachten hierbij is op de reactie van de Staatssecretaris van Financiën. Deze uitspraak zal een fors effect hebben op de belastinginkomsten, nu belastingplichtigen kunnen kiezen tussen heffing over daadwerkelijk behaalde rendementen, danwel het forfaitaire rendement uit de wet. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat het wijzigen van het stelsel naar heffing over daadwerkelijk behaalde rendementen zal worden vervroegd.
Met deze uitspraak in de hand heeft het nu zeker nut om bezwaar aan te tekenen bij definitieve aanslagen inkomstenbelasting waarbij het daadwerkelijke rendement waarschijnlijk lager is dan het forfaitair rendement. Aangezien nog niet duidelijk is op welke wijze dit rendement dient te worden berekend, is het raadzaam om bezwaar aan te tekenen tegen elke aanslag die nog niet onherroepelijk vaststaat, tenzij evident is dat het daadwerkelijke rendement hoger is. Wij zullen dit voor al onze klanten verzorgen vanaf nu.