Daar was hij opeens, verschenen uit het niks: een conceptwetsvoorstel ter consultatie aangeboden: “aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen”. Op 29 maart jl. werd de (nationale) fiscale praktijk weer even wakker geschud. Want waar de laatste jaren veel vermogende particulieren zijn geholpen bij de opzet van een nieuwe structuur om hun privacy te waarborgen, zo was de overheid blijkbaar bezig om deze inspanningen teniet te doen. Eén lichtpuntje: het echte wetsvoorstel wordt pas aankomende winter aan de Tweede Kamer aangeboden, dus de inwerkingtreding laat nog even op zich wachten.
Privacy waarborgen?
Het AD kopte begin dit jaar nog dat er in de afgelopen zes jaar zo’n 70.000 nieuwe miljonairs bij zijn gekomen in Nederland. Waar de niet-miljonair er wellicht van droomt en zich regelmatig afvraagt wat hij of zij zou doen met een miljoen, ervaart de gemiddelde miljonair ook de nadelen die een groot vermogen met zich meebrengt. Angst voor kwaadwillende personen, of simpelweg de pizzabezorger die je boos aanspreekt op een kleine fooi ‘want hij weet wel hoeveel geld je hebt’. En dat plekje in de Quote500 is dus ook echt niet altijd zo felbegeerd als je misschien zou denken…
Een groot deel van deze miljonairs zijn rijk geworden met een onderneming en houden hun vermogen dan ook in een vennootschap. Het nadeel hiervan is dat een besloten vennootschap, de reguliere vorm waarin wordt ondernomen, haar jaarrekening moet publiceren. En ja, dan wordt het dus voor de buitenwereld inzichtelijk hoeveel vermogen je hebt. Maar daar heeft de praktijk een oplossing voor bedacht. Breng je je vermogen namelijk onder in een zogenoemde (open) Commanditaire Vennootschap (Open CV) of een (open) Fonds voor Gemene Rekening (Open FGR), dan bestaat die publicatieplicht niet. Voor de belastingheffing (vennootschapsbelasting en aanmerkelijk belangheffing) worden ze echter grotendeels gelijk behandeld als de besloten vennootschap en dus komt de Belastingdienst niets te kort. Het gaat er dus alleen om dit vermogen buiten het zicht van de buitenwereld te houden om zo veel mogelijk de persoonlijke veiligheid en privacy te waarborgen.
Het conceptwetsvoorstel
Het conceptwetsvoorstel dat ter consultatie is aangeboden werkt anonimiseren tegen. Idee is namelijk dat de Open CV en de Open FGR niet meer belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. En daarmee verliezen ze hun werking in de privacy structuren. Deze wetswijziging heeft twee ingrijpende gevolgen:
- Er vindt een eindafrekening plaats in de vennootschapsbelasting waardoor alle stille reserves in de CV of FGR worden belast;
- De DGA vervreemdt het aandeel in de CV /FGR waardoor er inkomstenbelasting verschuldigd is over de vervreemdingswinst (waarde economisch verkeer -/- verkrijgingsprijs).
Deze nadelige gevolgen worden voor de Open CV weggenomen door overgangsregelingen voor de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. Zo kan belastingvrij de structuur worden teruggebracht naar een reguliere BV-structuur. Hierbij is echter (nog) geen aandacht geschonken aan andere belastingen, zoals de overdrachtsbelasting en de schenk- en erfbelasting. Bij die laatste spelen met name de bezits- en voortzettingstermijn voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit een rol.
Voor de FGR worden in het geheel geen overgangsregelingen getroffen. Heb je je structuur dus opgezet met een FGR, dan is het te hopen dat je vanuit dezelfde gedachte als bij de Open CV ook de belastingheffing kan voorkomen. Geregeld is dat nu echter nog niet in het concept wetsvoorstel.
Commentaar
Het conceptwetsvoorstel zoals ter consultatie is aangeboden, is nog erg beperkt. Hierop is dan ook veel commentaar gekomen vanuit de praktijk (maar liefst 35 reacties), waaronder ook door ons: https://bit.ly/3v1BO2I. Uit de beantwoording van vragen door de staatssecretaris blijkt dat de reacties in ieder geval serieus worden genomen. Waar eerst de gedachte was het voorstel mee te nemen in het belastingplan 2022 en per 1 januari 2022 in werking te laten treden, is dit nu uitgesteld. Hiermee wordt in ieder geval ruimte gecreëerd om het wetsvoorstel de aandacht te geven die het verdient. Zowel door de wetgever, als voor de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Gezien de woorden: “om te bezien waar en in hoeverre recht kan worden gedaan aan de tijdens de internetconsultatie geuite zorgen” lijkt het echter niet reëel om te verwachten dat het gehele voorstel van tafel gaat. Dus laten wij hopen op een zo ruim mogelijke overgangsregeling.